Terug naar Staken of niet instellen behandeling

Juridische aspecten

Het niet instellen of staken van een behandeling is juridisch gezien in principe ‘normaal medisch handelen’. Normaal medisch handelen is doen of nalaten dat past binnen de medische praktijk. Het is handelen dat kan bijdragen aan de doelstellingen van de geneeskunde, of het staken van handelen als zo’n bijdrage niet meer te verwachten valt.

Binnen algemene maatschappelijke randvoorwaarden, onder meer neergelegd in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), wordt zulk handelen door de medische beroepsgroep zelf gereguleerd, aan de hand van de medisch-professionele standaard.

Op grond van de ‘medische exceptie’ is normaal medisch handelen van strafbaarheid uitgesloten. Dat is ook zo als het een levensbekortend effect kan hebben of heeft.

Normaal medisch handelen valt niet onder het strafrecht, ook als hierbij schade wordt toegebracht aan de patiënt. Vaak is immers het toebrengen van lichamelijk letsel (bijvoorbeeld een incisie) nodig om een heelkundige ingreep te verrichten. In de burgermaatschappij zou het bewerken met een mes een strafrechtelijke vervolging tot gevolg hebben, maar in de medische praktijk valt dit onder de zogenoemde ‘medische exceptie’: een niet-strafbare uitzondering op het geneeskundig uitgangspunt van ‘weldoen en niet schaden’. Ook behandelingen die (mogelijk) levensverkortend werken, zoals bestraling, chemotherapie en bepaalde vormen van pijnbestrijding, maar ook beslissingen die afzien van behandeling (zoals het instellen van een niet-reanimatiebeleid) vallen onder deze uitzonderingsbepaling en worden gerekend tot normaal medisch handelen.

Het niet instellen of staken van een behandeling is normaal medisch handelen als de behandeling ‘medisch zinloos’ is. Aangenomen wordt dat dit het geval is als:

het handelen niet bijdraagt aan de verbetering althans instandhouding van de medische toestand van de patiënt,
de daarbij te gebruiken middelen niet in redelijke verhouding tot het medische doel staan, of
een bepaald minimumniveau (qua toestand) niet meer kan worden bereikt.
Het oordeel dat een behandeling medisch zinloos is, komt in beginsel toe aan de arts.

Er zijn in de loop van de tijd diverse scoringssystemen ontwikkeld om zo tot een gefundeerde inschatting te komen van de kans op overlijden van een patiënt. In de praktijk blijken deze systemen toch niet de mate van nauwkeurigheid te hebben die essentieel is voor het nemen van levensbelangrijke beslissingen. Wel kunnen ze ondersteunend zijn, dus als hulpmiddel dienen. Uiteindelijk heeft elke zorgorganisatie zo zijn eigen protocol ontwikkeld, meestal toegespitst op het onderwerp palliatieve zorg.