Terug naar Euthanasie

Praktijk

Verpleegkundigen kunnen op verschillende momenten tijdens het euthanasievraagstuk een beroep doen op het gewetensbezwaard zijn. Er worden zes van die momenten beschreven en worden argumenten aangereikt om bezwaren te onderbouwen. Daarbij is van belang te onderkennen dat het maken van gewetensbezwaren persoonsgebonden is.

Verder is van belang dat verpleegkundigen meningsverschillen met elkaar doorspreken. Als goede communicatie over elkaars standpunten achterwege blijft en men na misverstanden overgaat tot de orde van dag, is het voorstelbaar dat dit leidt tot een stilzwijgende onderhuidse veroordeling die zich van de ene naar de andere situatie voortsleept. Dit kan leiden tot eenzaamheid en frustratie, met scheefgroeiende werkverhoudingen als gevolg. Het bespreken van elkaars zienswijzen kan een belangrijke impuls zijn voor de groei van het onderlinge respect. Op welk moment de verpleegkundige zich ook beroept op haar gewetensbezwaren, het is van belang dat zij haar leidinggevende informeert over de ontstane situatie. Verder kan het voor de verpleegkundige verstandig zijn de patiënt te informeren over het eigen standpunt, maar dat zal per situatie verschillen.

Het verzoek

Als de verpleegkundige wordt geconfronteerd met een (mogelijk) verzoek tot euthanasie, kan het zijn dat zij geen actieve rol wil vervullen om de patiënt in contact te brengen met de arts en/of leidinggevende, zodat het besluitvormingsproces in gang kan worden gezet. De gedachte daarbij is dat, indien de arts het besluit neemt tot inwilliging van het verzoek, de verpleegkundige daaraan op enigerlei wijze zou hebben bijgedragen.
In de Nationale Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden (artikel 2.5) staat het volgende:

"Als verpleegkundige/verzorgende heb ik het recht om op grond van gewetensbezwaren te weigeren om mee te werken aan bepaalde (be)handelingen.
Dat betekent onder andere dat ik:

  • medewerking weiger aan (be)handelingen die mij in ernstig conflict brengen met mijn levensovertuiging of persoonlijk waarden- en normenbesef
  • mijn gewetensbezwaren, waar mogelijk, tijdig kenbaar maak
  • bij gewetensbezwaren de zorg gemotiveerd teruggeef aan mijn leidinggevende of, als er geen leidinggevende is, aan één van mijn collega’s
  • als zelfstandig werkende, mijn gewetensbezwaren meld aan de zorgvrager (of andere betrokkenen) en zorg verleen totdat die overgenomen wordt
  • wel de zorg verleen, die niet direct in relatie staat tot de handeling of ingreep waartegen ik gewetensbezwaren heb, tenzij die zorg ook door een collega wordt overgenomen."

Dit ontslaat de verpleegkundige overigens niet van de taak om zelf eerst met de patiënt in gesprek te gaan over het hoe en wat van de hulpvraag. Een vraag om euthanasie betreft een hulpvraag van de patiënt die serieus genomen moet worden. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van achterliggende hulpvragen of druk van de familie, hetgeen ook niet in één gesprek duidelijk hoeft te worden.

Gezien het gegeven dat het een patiënt betreft die in levensnood verkeert, mag van de verpleegkundige worden verwacht dat zij de patiënt vraagt of zij daarover mag rapporteren in het verpleegkundig zorgdossier, zij legt aan de patiënt uit dat zij vanwege gewetensbezwaren daarop niet verder kan ingaan en adviseert de patiënt de vraag te bespreken met de arts en/of leidinggevende.

De praktijk

Wanneer een gewetensbezwaarde wordt geconfronteerd met een euthanasieverzoek, zal hij/zij direct duidelijk dienen te maken wat het eigen standpunt daarin is. Ook dient duidelijk gemaakt te worden dat er geen doorverwijzing naar een collega, die niet gewetensbezwaard is, zal worden gedaan. Doorverwijzen wordt ervaren als een (lichte) vorm van ‘meewerken aan’. Wel behoort een geuit euthanasieverzoek vermeld te worden in de rapportage. Het gaat immers, wat men ook van het verzoek vindt, om een niet-onbelangrijk feit.

N.B.: het vermelden van een euthanasie in de rapportage wordt door sommige gewetensbezwaarden ook ervaren als een vorm van ‘meewerken aan’. Hoewel dit standpunt wel invoelbaar is, dient wel bedacht te worden wat de uiterste consequentie van dit standpunt kan zijn: wanneer men zelf ooit een ernstig ziekbed zou hebben en om geestelijke bijstand zou verzoeken via een verpleegkundige, zou het als zeer ongewenst ervaren worden dat dit verzoek ‘in de doofpot’ gestopt zou worden.

Wanneer moet ik mijn gewetensbezwaar kenbaar maken?

Een advies is om reeds bij indiensttreding kenbaar te maken dat er sprake kan zijn van gewetensbezwaar bij bepaalde handelingen. Dit biedt de verpleegkundige ruimte om hierop een beroep te doen en voorkomt dat de verpleegkundige geconfronteerd wordt met een situatie waarin het lastig wordt om zich hieraan te onttrekken.

Het besluitvormingsproces

Het doel van het besluitvormingsproces is het (gezamenlijk) analyseren van het verzoek om euthanasie/hulp bij zelfdoding, zodat de arts tot een afgewogen beslissing kan komen. Er wordt nadrukkelijk gesproken over het besluitvormingsproces, waarmee bedoeld wordt dat het geen momentopname is maar een proces, het besluit moet als het ware in de loop der tijd groeien.

De richtlijnen van de AVVV et al. (2006) schrijven over de deelname van verpleegkundigen aan het besluitvormingsproces: ‘Wanneer een verpleegkundige of verzorgende direct betrokken is bij de zorgverlening van een patiënt met een euthanasieverzoek, is het zeer gewenst dat ze participeert in de besluitvorming. Dit omdat zij door haar dagelijkse betrokkenheid en haar specifieke deskundigheid kan bijdragen aan een zorgvuldige besluitvorming door de arts.’

Gesteld kan worden dat de verpleegkundige een taak heeft in het analyseren van een verzoek in het kader van het besluitvormingsproces. Als zij daaraan haar medewerking weigert te verlenen dient zij een beroep te doen op gewetensbezwaren. Door gewetensbezwaarde verpleegkundigen worden wel de volgende redenen aangevoerd om niet te willen deelnemen aan het besluitvormingsproces:

  • De verpleegkundige kan in de veronderstelling leven dat de besluitvorming een zaak is voor gelijkdenkenden.
  • De verpleegkundige wenst niet bij te dragen aan informatie die het besluit ondersteunt richting inwilliging.

Bij de eerstgenoemde reden maakt de verpleegkundige mogelijk een onjuiste inschatting van het besluitvormingsproces. Het gaat er immers om zoveel mogelijk relevante factoren bij de overwegingen te betrekken, zodat de arts tot een afgewogen beslissing kan komen. De gewetensbezwaarde verpleegkundige zal daar normaliter een belangrijke rol in hebben. Niettemin kan de verpleegkundige daarbij het gevoel ervaren van ‘meewerken aan’. Bij dergelijke gevoelens kan het verstandig zijn om aan de arts te melden: ‘als u ondanks de door mij ingebrachte bezwaren het besluit neemt het verzoek in te willigen dan kan ik daar vanwege principiële redenen niet achterstaan’.

De tweede reden kan zich voordoen wanneer de verpleegkundige bij voorbaat vermoedt dat het verzoek ingewilligd zal worden. De gedachtegang is dan: ’als ik geen overwegingen aandraag en advies geef dan geef ik de arts geen argumenten in handen voor wat hij toch al wil, namelijk inwilliging van het verzoek.’ Een dergelijk vooroordeel getuigt niet van professioneel handelen. De verpleegkundige zou bijvoorbeeld kunnen beoordelen of de mogelijkheden van palliatieve zorg voldoende zijn benut naar aanleiding van de zorgvuldigheidseis: ‘de arts is met de patiënt tot de overtuiging gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was’. (Zie ook onder kopje: 'Zorgvuldigheidseisen’). Als de verpleegkundige haar inbreng onttrekt aan het besluitvormingsproces zou geredeneerd kunnen worden dat zij stilzwijgend heeft bijgedragen aan de uitkomst van het besluitvormingsproces. Daarmee wordt het tegendeel bereikt van wat haar intenties inhouden. Overigens getuigt het niet van consistent handelen als de verpleegkundige de ene keer wel deelneemt aan de besluitvorming en de andere keer niet, op grond van haar ‘vermoeden’ over de uitkomst van het besluitvormingsproces. Nog afgezien van het gegeven dat haar vermoeden onjuist kan zijn.

Voorbereidende handelingen

In een aantal gevallen worden de euthanatica gebruiksklaar geleverd door de apotheek en in andere gevallen moeten de euthanatica nog worden opgelost. Het oplossen van de euthanatica is een taak van de arts, hoewel de AVVV et al. (2006) daarover geen uitspraak doen. Als de verpleegkundige voor deze taak wordt gevraagd moet zij erop wijzen dat deze taak niet behoort tot haar professionele verantwoordelijkheid.

In een aantal gevallen moet in verband met de intraveneuze toediening van euthanatica een infuusnaald worden ingebracht. Volgens de richtlijnen van de AVVV et al. (2006) kan de verpleegkundige worden gevraagd deze handeling te verrichten. Op grond van gewetensbezwaren kan de verpleegkundigen deze handeling weigeren, wat ook in de richtlijnen van de AVVV et al. is beschreven: ‘De opdracht van de arts tot het uitvoeren van voorbereidingshandelingen door de verpleegkundige of verzorgende wordt bij voorkeur schriftelijk vastgelegd. Een dergelijke explicitering van de opdracht biedt de verpleegkundige de gelegenheid om eventueel een beroep op gewetensbezwaren te doen.’ Niettemin kan de verpleegkundige ook op dit punt een beroep doen op haar professionele verantwoordelijkheid.

Voor zowel het klaarmaken van euthanatica als het inbrengen van een infuusnaald ten behoeve van het toedienen ervan kan de verpleegkundige zich beroepen op de wet BIG. Artikel 33 van de Wet BIG beschrijft het deskundigheidsgebied van de verpleegkundige als volgt:

... het verrichten van handelingen op het gebied van observatie, begeleiding, verpleging en verzorging;
het ingevolge opdracht van een beroepsbeoefenaar op het gebied van de individuele gezondheidszorg verrichten van handelingen in aansluiting op diens diagnostische en therapeutische werkzaamheden.’

Gezien het gegeven dat de uitvoering van euthanasie/hulp bij zelfdoding als ongewoon medisch handelen wordt aangemerkt en noch diagnostisch noch therapeutisch van aard is kan worden gesteld dat verpleegkundigen daaraan hun medewerking niet hoeven te verlenen in voorbereidende zin.

Niet willen verplegen van de patiënt, al dan niet op de dag van uitvoering

De verpleegkundige kan in beginsel geen bezwaar maken tegen het verplegen van de patiënt met een verzoek om euthanasie. Verplegen vormt immers de kern van haar beroep en elke patiënt heeft daar recht op, ongeacht diens persoonlijke waarden en normen. Het niet willen verplegen van de patiënt, al dan niet op de dag van uitvoering, kan een vorm van protest zijn, maar het getuigt niet van een professionele werkhouding. Doorgaans zullen andere redenen een rol spelen.

Het kan voor de gewetensbezwaarde verpleegkundige moeilijk zijn zorg te blijven bieden omdat zij de patiënt niet kan steunen/begeleiden in zijn verzoek tot euthanasie. Dergelijke begeleidende aspecten zullen doorgaans nauw verweven zijn met het verplegen als geheel en daarom moeilijk te scheiden. De verschillende onderdelen van de zorg kunnen dan als het ware ‘wringen’ met elkaar. Bijvoorbeeld, de verpleegkundige vindt het moeilijk om zich naar de patiënt een goede houding te geven. Of de verpleegkundige wil de patiënt, die z’n laatste dagen of soms zelfs uren leeft, in geen enkel opzicht tot last zijn.

‘Gewrongen’ verpleegkundig handelen levert een nadeel op voor zowel de verpleegkundige als de patiënt en kan daarom beter vermeden worden. Als de verpleegkundige zichzelf niet in staat acht goede zorg te bieden, is het raadzaam dat zij dit bespreekbaar maakt in het verpleegkundige team en de verantwoordelijkheid van de zorg overdraagt aan een collega-verpleegkundige, zodat de gewetensbezwaarde verpleegkundige niet (meer) wordt belast met de totale verpleegkundige zorg. Daarbij kan de verpleegkundige een beroep doen op haar professionele verantwoordelijkheid. Omdat (medewerking aan) euthanasie als iets uitzonderlijks (niet normaal medisch of verpleegkundig handelen) moet worden beschouwd geldt dit ook voor begeleidende aspecten. Wel kan van de verpleegkundige worden verwacht dat zij noodzakelijke verpleegkundige handelingen bij de patiënt uitvoert en/of de patiënt verpleegt bij afwezigheid van de verantwoordelijke collega en/of in avond- en/of weekenddiensten.

Aanwezigheid bij de uitvoering

Als de verpleegkundige gevraagd wordt aanwezig te zijn bij de uitvoering, kan zij weigeren op grond van gewetensbezwaren, omdat op een dergelijk moment van de verpleegkundige wordt verwacht dat zij achter de situatie staat en de patiënt/naasten ondersteunt. Dit is legitiem en ligt geheel in de lijn van de Beroepscode.

Het toedienen van euthanatica

Als de verpleegkundige wordt gevraagd de euthanatica toe te dienen, moet zij weigeren op grond van haar professionele verantwoordelijkheid. Het gaat hier om een handelen waartoe de verpleegkundige niet bevoegd is. Volgens de wet is het toedienen van euthanatica de exclusieve taak en verantwoordelijkheid van de arts. Het delegeren van deze taak aan verpleegkundigen is verboden. Een verpleegkundige die euthanatica toedient kan voor zowel de strafrechter als de tuchtrechter worden gedaagd.

Laatst gewijzigd: juli 2019